
Eigenlijk maken Marc en zijn vriend Tim Dekkers zelden van   dit soort weekeind tripjes. Als freelancer hoef je niet echt hard te werken,   maar elke dag een beetje. Het verschil tussen zondag en pakweg woensdag   verdampt. Een echt weekeinde gevoel, dat de loonslaven kennen, is er dan ook   niet. Dat is voor Peter wel anders. Hij werkt keihard in een ziekenhuis en   trekt er graag het weekeinde op uit.
        
File
        Port Stephens is een natuurlijke inham van zee, net zoals   bij Sydney, om precies te zijn een estuarium, een door de zee overspoeld   rivierdal. Het gebied ligt ten noorden van Australiës zevende stad (de grootste   van de kleintjes) Newcastle, zo’n 200 kilometer ten noorden van Sydney, een   tocht van ruim twee uur.
        De reis verliep niet vlekkeloos. Iemand die zegt dat hij   Nederland verruilt voor Australië, vanwege de files, zal raar opkijken. Op   vrijdagmiddag staat er ongeveer anderhalf uur file vanuit de stad naar het   noorden. `Normaal heb ik een gruwelijke hekel aan files’, zegt Marc. `Maar dit   is de eerste keer dat ik in Sydney zo lang in de file sta. Goed te zien dat die   ellende ook hier is. Maar ik heb er geen last van, want ik zit zelden in de   auto.’ Er is zoals altijd niet een duidelijke oorzaak aan de vertraging en na   anderhalf uur kan eindelijk de vaart erin naar Newcastle. Een tocht die door de   file voor een fiks deel door het duister moet worden afgelegd.
Grootste duingebied
Het gebied bij Port Stephens is werkelijk fantastisch. Een   prachtige zee met een woeste branding, en talloze stranden, waaronder een   naaktstrand. Er is voor iedereen wat te doen. Buiten de bebouwde delen is het   gebied onderdeel van het Tomaree National Park met daarin het grootste   duingebied van het zuidelijk halfrond. Ja, er zijn rondritten met kamelen te   doen.  De status van National Park betekent niet dat er overal het   waaien van de wind en het breken van de golven overheerst. Dit is Australië. Je   mag met de auto (met vierwielaandrijving) op het strand; motorcrossen door het   park is ook al geen probleem. Lekker met een buggy knetterend door de duinen   scheuren? Natuurlijk.
Heel bijzonder is een eiland dat met een smalle landtong,   de Fingal Spit,  is verbonden aan het vasteland. Bij eb valt de zandbank droog,   bij vloed is passage onmogelijk. De vrouw van het hotel geeft een getijdetabel   mee om de overtocht goed te plannen. De wandeling is prachtig. Overal water en   golven. Met het water tot de knieën gaat het naar het eiland. Het is twee uur   voor eb. Het pad voert naar de vuurtoren uit 1862, nu aangedreven door   zonnepanelen met uiteraard een geweldig uitzicht op zee. 
Walvis
        Er is niemand anders op de plek, de zee houdt gezelschap.   En dan ziet Heinz-Josef ze. Kijk daar, een walvis. Marc kan het niet geloven,   hij ziet eigenlijk ook niet zo goed. Maar het is waar. Er zwemmen twee walvissen   (bultruggen) op weg naar hun zomerplek bij Antarctica. Geregeld slaan de dieren   met de vinnen op het water, een klap die zelfs bij de vuurtoren is te horen. En   een van de walvissen is zelfs bereid om uit het water te springen. Een   hoogtepunt.
        En dan zijn er nog de fles wijn met kaakjes op het strand,   de koala’s in de bomen bij het hotel, de oude vulkaankegels die een uitzicht   geven over het gebied en nog veel meer. Marc: `Dit was een leuk uitje. Ik ga Tim   hier ook een keer mee naar toe nemen.’