Elke week verschijnt een column over iets dat opvalt in Australië en wat voor een nieuwsgierige Hollander niet goed te begrijpen is. Nederland en Australië lijken natuurlijk op elkaar, maar dat valt bij nader inzien vies tegen. Een ontdekkingstocht door het onbegrijpelijke Down Under. Fair Dinkum! Echt waar!
De fondsenwerver
Er is niks zo moeilijk om mensen geld uit de zak te kloppen voor een goed doel. En om het nog moeilijker te maken: dat ze geld blijven geven aan dat goede doel. Hele boeken zijn er vol geschreven wat de beste manier is om mensen aan je te binden. In Australië doen ze het lekker simpel. Daar staan meestal vrolijke, snelle jongens en meisjes op straat en zij klampen mensen aan.

Het T-shirt verraadt meestal voor wie ze werken. het zijn bijna altijd linkse doelen, zoals Greenpeace of Amnesty International. Of van die hele politieke correcte doelen, zoals de kankerstichting, blindegeleidehonden, Unicef of zieke kinderen. De wervers zijn op grote afstand al waar te nemen. Wat te doen? Een gesprekje aangaan? Vooruit, kijken wat ze willen.

Dat gesprekje begint meestal zo: `Bent u al lid van Amnesty International?'. En: `Weet u wat voor een goed werk ze wel niet doen?' Maar zomaar wat geld in de collectebus gooien, is er niet bij. De vriendelijke jongens of meisjes willen dat je je een jaar, of nog langer, aan de organisatie verplicht. Je kunt dan kiezen uit allerlei pakketten en aanbiedingen, maar het komt erop neer dat je in ieder geval minimaal 300 dollar kwijt bent aan de club.

Tja, dat is nou net weer een brug te ver. Voldoende smoezen natuurlijk om een volgende confrontatie te vermijden. 'Ik ben al lid'', doet het altijd goed. De wervers lachen dan altijd heel lief terug, sommigen steken hun duim op. Of je zegt in gebroken Engels: `Ik ben maar op bezoek en ga zo weer naar mijn vaderland terug.' Doet het ook goed. `Have a nice stay", zeggen ze dan. Naar de grond kijken kan natuurlijk ook. Gewoon doen alsof ze er niet zijn, maar dat is een beetje sneu.

Een andere, wat meer sympathiekere, manier om geld te werven is de loterij. Meestal zitter vooral oudere dametjes bij de ingang van een supermarkt achter een tafeltje met een boel papieren. Je kunt dan een lootje (liever meer dan één natuurlijk) kopen voor meestal een lokaal goed doel, zoals de school, het jeugdfonds van de rugbyclub, de vrijwillige brandweer of zoiets dergelijks. Met een aantrekkelijke hoofdprijs en dat is in Australië meestal een auto. Op zo'n aanbod is makkelijk in te gaan. `Doet u maar maar een lot. Twee dollar, dat is goed.' Soms zijn ze brutaal: `Wilt u geen twintig loten? Die kosten maar tien dollar.' Tja.

En aan de deur komen ze hier ook nog. Ook weer vaak oude mensen, die met moeite de hekjes voor de huizen openen en dan met een zielig gezicht en een krakerige stem, alsof ze bijna hun leven hebben gegeven om bij jou aan te bellen, smeken om een paar dollar. 'Aftrekbaar van de belasting hoor', zeggen ze. Ook dit is meestal niet te weerstaan, vooral die oude vrouwtjes zijn erg aandoenlijk.

Irritanter eigenlijk is de telefonische verkoop. Er zijn van die dagen dat de telefoon niet ophoudt met meisjes en jongens die iets aan de man willen brengen. Soms onbeschaamd commercieel, soms weer voor een goed doel. Gewoon afwimpelen en zeggen dat je binnenkort gaat verhuizen naar Nederland.

in Nederland blijf je van dit meeste gezeur verschoond. Geen mensen op straat die je lid van iets willen maken. Geen gebel aan deuren voor goede doelen. Dat wandelt wel een stuk relaxter in Nederland.

recent_foto
column
fair dinkum
wijziging op: 9-03-2010