 |
|
Dinsdag 3 juni
Picknick in Noorwegen bij meer met ijs
Het is de meest bizarre picknickplek tot nu toe, misschien wel ooit. De zon staat aan een strakblauwe hemel, er staat een briesje uit het zuiden en er ligt sneeuw. De tafel staat vlak bij een meer, dat nog voor een groot deel is bevroren. Er zijn ook boompjes, alleen berken die met moeite manshoog zijn en nog bladeren moeten krijgen. Welkom op de toendra begin juni in noord-Noorwegen, het laatste land van de Noordkaap-reis.
De route van de dag is weer niet zo lang, dus er is uitgebreid de tijd om van het uitzicht, de broodjes, het water en de zon te genieten. Het is zelfs zo warm dat het shirtje uit kan voor een half uurtje zonnebaden. En dat met uitzicht op een bevroren meer. Het leesboek komt uit de tas. Wat je allemaal meemaakt op weg naar het noorden.
De toendra kondigt zich gisteren al aan, maar laat zich vandaag in alle schoonheid zien. De weg klimt een beetje naar 325 meter hoogte (hoogste punt tot nu toen), de naaldbomen verdwijnen, er ligt overal sneeuw. Vooral bij de grens tussen Finland en Noorwegen is het desolaat en prachtig. Aan stempeltjes in paspoorten doen ze niet meer sinds Schengen dus na een kort praatje met een vrachtwagenchauffeur uit Nederland gaat het verder naar de eerste parkeerplaats in Noorwegen met uitzicht op het bevroren meer.
De weg naar het noorden is hier een toeristenweg geworden. Er passeert van alles, veel campers uit Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, de Noordkaap-fietser kan zijn talenkennis weer eens toepassen. Het stel uit het Italiaanse Belluno wil zelfs op de foto met de fietser na een gesprekje in het Italiaans over de Keukenhof. ‘Molti tulipani’. Fransen uit Basse Normandie horen op als de Noordkaap-fietser net zijn drieduizendste kilometer onder zich heeft door zien rollen. ‘Bon courage.’ Een Nederlands stel is al tien dagen met de auto onderweg en is al even nieuwsgierig. ‘Slim hoor, met het vliegtuig terug.’ Bijna geen moment alleen dus.
Rust is er aan de picknicktafel aan het meer, alles is ver weg. Een vogeltje fluit en het ijs ligt er vreedzaam bij. De warmte is heerlijk, twintig graden en de lucht is erg droog (luchtvochtigheid 29 procent). Dit deel is het droogste deel van Noorwegen en de luchtvochtigheid daalt er vaak tot waarden die in de Sahara gewoon zijn. Dat betekent als fietser nauwelijks zweten, want het vocht verdampt meteen. De sneeuw smelt niet, maar verdampt, er zijn geen grote plassen rond de sneeuwresten die liggen te glimmen in de zon.
De bivak voor de nacht is het plaatsje Kautokeino, een dorpje met veel sami-bevolking, een ijs café, een heel duur hotel, een museum en een koffiezaakje annex galerie. Een korte wandeling door het dorp maakt duidelijk hoeveel opener de Noren zijn dan de Zweden. Iedereen wil weten waar je vandaag komt. De galeriehoudster vertelt over haar kunstwerken en over zomer en winter. ‘Winter is prachtig hier. Donker, nee er zijn sterren, er is het noorderlicht.’ Ze wijst naar een schitterende foto van het bijzondere fenomeen.
Onderdak is gevonden in een van de vele kerken van het dorp. De Pinkstergemeenschap verhuurt eenvoudige kamers met gebruik van een keuken. Gelukkig betaalbaar, want de Noordkaap-reiziger heeft als uitgangspunt dat een overnachting maximaal veertig euro mag kosten om de kosten in de hand te houden. Het chique hotel in het dorp rekent iets van 150 euro per nacht (tweede nacht korting), dat soort bedragen gaan alleen over de toonbank als het echt niet anders kan. En meestal kan het anders, al is het systeem hostels in Zweden veel beter georganiseerd dan in Noorwegen.
Maar de kerk is ook gezellig, gewoon van internet geplukt. Er ligt een prentje op tafel en Maria, Jozef en het kindeke kijken op de Noordkaap-fietser toe, maar doen verder niks. De uitbater Mattias had zijn kamers net op internet gezet, de Noordkaap-fietser is de eerste gast, die via het wereldwijdeweb is geworven. Eben Ezer heet de kerk, een mooi woord dat zoiets betekent als: Tot hiertoe heeft de Heer ons geholpen. Dat is op deze uitpost van de wereld wel mooi.

|
|
|