De tweede dag fietsen op een lange tocht is altijd lastig. Het nieuwe is eraf, het doel nog lang niet in zicht, het ritme is er niet en er moeten toch de nodige kilometers worden gemaakt. Het pakt vermoeiend uit die tweede dag. Het geboekte hostel is een stuk verder dan gedacht, zodat de dagteller stokt ver boven het dagmaximum van 150 kilometer. Doordat de wind niet meewerkt, wordt het een zware missie, maar gelukkig wel een geslaagde. Bremen.
De voortreffelijke verzorging van de gastvrije gastheer Chiel heeft er zeker aan bijgedragen dat de missie niet is gestrand. De rugzak zit vol met gezonde lekkernijen, eierkoek, boterhammen, fruit, alles wat je nodig hebt. De spieren zijn goed, de moraal ook, dus op pad. Weer een afscheid en rijden maar.
De wind is nog steeds niet echt lekker, maar wel minder hard hier in het binnenland. De Duitse grens verraadt zich met een vlag en daarna begint het zoeven over de Duitse fietspaden. Ze liggen bijna overal, soms superglad, soms superhobbelig. Erg vermoeiend als het bobbelig is.
Bijzonder is de etappe niet, Nedersaksen is niet de mooiste deelstaat van het land. Gelukkig maakt de natuur veel goed. Het voorjaar laat alles begin mei uitbundig bloeien. Stoere kastanjebomen, kleurige rododendrons, velden vol geel koorzaad. Prachtig.
Alleen Bremen blijft ver weg, de stad komt wel dichterbij, maar het gaat langzaamh tegen. Op 150 km nog even flink getankt met rabarbertaart om de laatste 25 km aan te vallen. En de wind trekt lekker aan. En dan ligt het hostel buiten de stad. Zo moet het dus de volgende keer niet. 150 km en niet meer. Maar Bremen gehaald en dat is weer mooi.